Interessante obsessieve-compulsieve stoornis feiten
Vandaag de dag is het vinden van betrouwbare obsessieve-compulsieve stoornis feiten (OCS feiten) erg lastig, omdat de meeste websites OCS feitjes van andere websites klakkeloos overnemen zonder deze op juistheid te controleren. De obsessieve-compulsieve stoornis feiten op deze pagina komen allemaal uit wetenschappelijke publicaties met de bijhorende referenties. Deze pagina wordt van tijd tot tijd geupdate.
Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) is een chronische psychische stoornis die voor veel angst en piekeren zorgt.
Deze psychische stoornis komt voor bij ongeveer 2,3% van de Amerikanen en komt bij mensen van het Verenigd Koninkrijk tussen de 1,9-3,1% voor [11]. Omdat de OCS symptomen een erg negatieve invloed hebben op iemands dagelijks leven, is het voor mensen met OCS vaak lastig om gezonde relaties te hebben en carrières te onderhouden. Dit leidt er vaak toe dat men relaties verbreekt, ander werk zoekt, en soms zelfs afhankelijk wordt van een uitkering. Dit is jammer, omdat met de juiste professionele begeleiding en zorg iemand met een obsessieve-compulsieve stoornis veel minder tot helemaal geen OCS gerelateerde klachten ervaart. Vaak wordt OCS gelinkt aan andere psychische stoornissen, zoals stemmingsstoornissen, angststoornissen, maar ook middelenafhankelijkheid. op deze pagina worden interessante obsessieve-compulsieve stoornis feiten van over de hele wereld benoemd, zoals de prevalentie, comorbiditeit:
Ga naar:
Bij Barends Psychology Practice wordt obsessieve-compulsieve stoornis behandeld (ook online). Ga naar meld je hier aan om een eerste, gratis sessie in te plannen.(Afhankelijk van jouw zorgpolis kan het zijn dat de behandeling vergoed wordt).
Obsessieve-compulsieve stoornis feiten – Prevalentie in de Verenigde Staten van Amerika.
Een onderzoek naar de prevalentie (hoe vaak iets voor komt) van obsessieve-compulsieve stoornis volgens de criteria van de DSM-IV laat zien dat 2,3% van de mensen ooit OCS ontwikkelt en 1,2% OCS ontwikkelde in de afgelopen 12 maanden [1].
- Meer vrouwen dan mannen ontwikkelen OCS: 1,5% tegenover 1% [11].
- De leeftijd waarop OCS zich het eerst ontwikkeld is bij mannen tussen de 6-15 jaar en bij vrouwen 20-29 jaar [1].
- 28,8% van de mensen in de Verenigde Staten ontwikkelt ooit OCD symptomen, waarbij de gemiddeld leeftijd waarop dit gebeurde 11 jaar is [7]. Verwar dit niet met bovenstaande: het hebben van symptomen betekent niet dat diegene ook gediagnosticeerd is met OCS.
- De grootste voorspeller voor het ontwikkelen van OCS is leeftijd, waarbij OCS het vaakst gediagnosticeerd werd in de leeftijdsgroep 18-29 (12%), gevolgd door 30-44 (7,6%), 45–59 (4,9%), en 60+ (1,0%) [1].
- Gemiddeld genomen waren de mensen met een obsessieve-compulsieve stoornis 5,9 uur per dag bezig met hun obsessies/dwanggedachten en 4,6 uur per dag met dwanghandelingen [1].
- In de Verenigde Staten komt OCS het meest voor onder blanke mensen zonder Latijns-Amerikaanse achtergrond (1,0%), gevolgd door Afro-Amerikaanse mensen zonder Latijns-Amerikaanse achtergrond (0,8%) en Latijns-Amerikanen (0,7%) [7].
- Er zijn negen symptoom-categorieën waarbij de meeste mensen last hebben van controleren (15,4%), hamsteren (14,4%) en ordenen (9,1%) [1].
- De minder vaak voorkomende OCS kenmerken worden geassocieerd met een groter risico op het ontwikkelen van OCS [1].
- Deze risico’s zijn het hoogst bij de angst om anderen leed te berokkenen (33,8%) en seksuele en religieuze dwanggedachten (29,6%) en voor de restgroep van symptomen (niet nader gespecificeerd) (38,9%) [1].
- Als iemand last heeft van meer dan 1 obsessieve-compulsieve stoornis symptoom, dan neemt de kans op een diagnose enorm toe: van 7,4 naar 36,4% [1].
Obsessieve-compulsieve stoornis feiten – Prevalentie in Europa.
In een ander onderzoek [2], waarbij gekeken werd naar de prevalentie van OCS symptomen in zes Europese landen (België, Nederland, Frankrijk, Duitsland, Spanje en Italië) werd het volgende gevonden:
- Van de 2804 individuen had 13% Obsessieve-compulsieve stoornis symptomen [2].
- Van die 13% kwamen de volgende symptoom-categorieën (dwanggedachten of dwanghandeling) het meeste voor:
- 1. Angst om jezelf of anderen leed aan te doen / dwanggedachten over of apparaten uit staan (7,8%),
- 2. Somatische dwanggedachten (zorgen over de fysieke gezondheid van zichzelf of iemand anders (4,6%),
- 3. Dwanggedachten over ordenen of schoonmaken (3,1%) en
- 4. Dwanggedachten over besmetting of schoonmaken (2,6%) [2].
- De OCS symptomen komen het meest voor in de leeftijdsgroepen 25-49 (44,8%) en 50+ (43,8%) [2].
- In Europa hebben mannen even vaak als vrouwen last van obsessieve-compulsieve stoornis symptomen: 52,1% tegenover 47,9% [2].
- Wat betreft het inkomen: OCS komt vaker voor bij mensen die een gemiddeld inkomen hebben (31,4% – 32,3%), gevolgd door mensen die minder dan gemiddeld verdienen (19,5%) en mensen die meer dan gemiddeld verdienen (16,8%) [2].
(Advertentie. Scroll naar beneden voor meer informatie.)
Obsessieve-compulsieve stoornis feiten – demografische gegevens Brazilië.
Mannen en vrouwen in Brazilië hebben ongeveer even vaak last van OCS symptomen, maar verschillen wel onderling op bepaalde vlakken [6]:
- Mannen met OCS symptomen waren vaker vrijgezel, hadden vaak op jonge leeftijd al last van obsessieve-compulsieve stoornis symptomen en leden hier chronisch onder. Ook was er sprake van meer sociale beperkingen, meer dwanggedachten en dwanghandelingen betreffende seks/religie en agressie. Ook ging OCD bij mannen vaker gepaard met tics en middelenmisbruik [6].
- Vrouwen hadden vaker last van dwanghandelingen en dwanggedachten betreffende besmetting en schoonmaken, en bij hen ging OCS vaker gepaard met eetstoornissen en impulscontrole stoornissen [6].
Obsessieve-compulsieve stoornis feiten – Comorbiditeit.
Met comorbiditeit wordt het onderlinge verband tussen twee (psychische) stoornissen bedoeld. Bijvoorbeeld: de comorbiditeit tussen obesitas en diabetes is erg hoog, omdat mensen met obesitas een verhoogde kans hebben op diabetes. De comorbiditeit tussen blindheid bij kinderen en longkanker is er, daarentegen, niet.
In een Europees onderzoek onder zes landen werd aan individuen gevraagd of zij ook last hadden van andere psychische stoornissen, naast obsessieve-compulsieve stoornis. De resultaten waren als volgt:
- Angststoornissen: nee (85,9%) tegenover ja (14,1%). De ja-groep had meer ernstige OCS klachten [2].
- Stemmingsstoornissen: nee (86,5%) tegenover ja (13,5%). De ja-groep had meer ernstige OCS klachten [2].
- Psychische stoornissen (niet gecategoriseerd): ja (74,1%) tegenover nee (25,9%). De ja-groep had meer ernstige OCS klachten [2].
- Chronische fysieke condities: ja (70,5%) tegenover nee (29,5%). De ja-groep had meer ernstige OCS klachten [2].
- De meest voorkomende stoornissen die gelinkt zijn aan OCS in de Verenigde Staten zijn angststoornissen (75,8%), gevolgd door stemmingsstoornissen (63,3%), impulscontrole stoornissen (55,9%) en middelen misbruik stoornissen (38,6%) [1].
- Een ander onderzoek vond de volgende comorbiditeitscijfers: Depressieve stoornis (69%), Bipolaire stoornis (16,2%), Gegeneraliseerde angststoornis (14.8%), Agorafobie (19.8%), Sociale fobie (24.5%), PTSS (9.4%), Alcohol -misbruik/afhankelijkheid (23.6%), Middelen -misbruik/afhankelijkheid (15.8%), en Eetstoornissen (15.5%) [10].
Obsessieve-compulsieve stoornis feiten – Behandeling.
- Behandeling van psycholoog/behandelaar, zoals Cognitieve Gedragstherapie (CGT), Exposure en Response Preventie (ERP) en Cognitieve Therapie zijn effectieve OCS behandelingen. Deze verminderen symptomen die te maken hebben met dwanggedachten, dwanghandelingen, en ook algemene depressie- en angstklachten en sociale aanpassingsproblemen [3].
- De meest gebruikte obsessieve-compulsieve stoornis behandeling is CGT [14].
- Cognitieve gedragstherapie is significant effectiever dan medicatie of geen behandeling [15].
- Exposure en Response Preventie (ERP) is effectiever dan SRI medicatie of placebo [4]. Bij ERP wordt de cliënt geleidelijk blootgesteld aan de beangstigende situatie. Deze methode vindt plaats in een gecontroleerde en veilige omgeving, waarbij de cliënt nieuwe en gezonde angst-copingvaardigheden kunnen aanleren [4].
- Een onderzoek uit Nieuw Zeeland vond een sterke relatie tussen bepaalde voeding en dieet en de ernst van de OCS klachten [5].
- Bijna de helft (49,2%) van de mensen in de Verenigde Staten die in de afgelopen 12 maanden OCS had gaf aan behandeling te krijgen voor emotionele problemen [1].
- In de Verenigde Staten worden mensen met ernstige OCS klachten vaker behandeld dan mensen met matige klachten: 93,0% tegenover 25,6%, terwijl slechts een klein deel behandeling specifiek voor OCS ontvangt: 30,9% bij de mensen met ernstige OCS klachten, en 2,9% van de mensen met matige klachten [1].
- Dit hierboven genoemde patroon is ook te zien bij mensen die ooit OCS krijgen: 72,7% van de mensen die ooit de OCS diagnose krijgen ontvangen behandeling, waarvan slechts 29,9% van de mensen een specifieke OCS behandeling krijgt [1].
- Slechts 4,6% van de mensen die ooit de OCS diagnose krijgt in de Verenigde Staten wordt opgenomen in het ziekenhuis vanwege deze klachten [1].
(Advertentie. Scroll naar beneden voor meer informatie.)
Obsessieve-compulsieve stoornis feiten – Risico factoren.
- Familie en genetische factoren: Tweeling- en familiestudies laten zien dat mensen met eerstegraads familieleden (ouder, broer, zus of kind) die OCS hebben zelf een grotere kans hebben op het ontwikkelen van OCS. Dit risico is zelfs groter als dat familielid de OCS ontwikkelde in de jeugd als kind of tiener [8]. Een studie die naar veel studies over hetzelfde onderwerp kijkt van de afgelopen 70 jaar vond: 1) volwassen tweelingen met OCS klachten hadden 25-47% kans deze klachten geërfd te hebben van de ouders [8]. 2) Tweelingkinderen met OCS klachten hadden een veel grotere kans (45-64%) dat de OCS klachten geërfd waren [8].
- De hersenen: Onderzoek naar foto’s van de hersenen laat zien dat mensen met OCS, in vergelijking met mensen zonder OCS, een verschillende hersenactiviteit vertonen en vaak ook buitensporig veel activiteit laten zien in de voorste gedeelten van de hersenen [12].
- Stress en trauma: Mensen die mishandeld (emotioneel, fysiek, seksueel) zijn of jeugdtrauma’s met zich meedragen hebben meer kans op CS dan mensen zonder een dergelijke geschiedenis [13].
- Studenten met hogere cijfers hadden vaker last van OCS klachten [9].
- Tussen de leeftijden 5 – 15 jaar neemt het risico op het ontwikkelen van OCS klachten exponentieel toe. [9].
- Terwijl volwassen juist minder kans hadden op het ontwikkelen van OCS klachten als ze ouder werden [9].
- Het is algemeen geaccepteerd dat vrouwen vaker last van OCS (symptomen) hebben, hoewel harde cijfers hiervan lastig te vinden zijn [9].
- Het ontwikkelen van OCS klachten kan enorm beïnvloedt worden door drugs misbruik, en alcoholmisbruik in het bijzonder [9].
- OCS komt vaker voor bij mensen die zonder werk zitten. Het is niet duidelijk of mensen zonder werk komen te zitten vanwege de OCS of omgekeerd [9].
Obsessieve-compulsieve stoornis feiten – Literatuur.
- [1] Ruscio, A. M., Stein, D. J., Chiu, W. T., & Kessler, R. C. (2010). The epidemiology of obsessive-compulsive disorder in the National Comorbidity Survey Replication. Molecular psychiatry, 15, 53-63.
- [2] Fullana, M. A., Vilagut, G., Rojas-Farreras, S., Mataix-Cols, D., De Graaf, R., Demyttenaere, K., … & Alonso, J. (2010). Obsessive–compulsive symptom dimensions in the general population: Results from an epidemiological study in six European countries. Journal of affective disorders, 124, 291-299.
- [3] Rosa-Alcázar, A. I., Sánchez-Meca, J., Gómez-Conesa, A., & Marín-Martínez, F., 2008. Psychological treatment of obsessive–compulsive disorder: a meta-analysis. Clinical psychology review, 28, 1310-1325.
- [4] Abramowitz, J. S. (2006). The Psychological Treatment of Obsessive—Compulsive Disorder. The Canadian Journal of Psychiatry, 51, 407-416.
- [5] Rucklidge, J. J. (2009). Successful treatment of OCD with a micronutrient formula following partial response to Cognitive Behavioral Therapy (CBT): a case study. Journal of anxiety disorders, 23, 836-840.
- [6] Mathis, M. A. D., Alvarenga, P. D., Funaro, G., Torresan, R. C., Moraes, I., Torres, A. R., … & Hounie, A. G. (2011). Gender differences in obsessive-compulsive disorder: a literature review. Revista Brasileira de Psiquiatria, 33, 390-399.
- [7] Kessler, R. C., Berglund, P., Demler, O., Jin, R., Merikangas, K. R., & Walters, E. E. (2005). Lifetime prevalence and age-of- onset distributions of DSM-IV disorders in the National Comorbidity Survey Replication. Archives of general psychiatry, 62, 593-602.
- [8] van Grootheest, D. S., Cath, D. C., Beekman, A. T., & Boomsma, D. I. (2005). Twin studies on obsessive–compulsive disorder: a review. Twin Research and Human Genetics, 8, 450-458.
- [9] Fontenelle, L. F., & Hasler, G. (2008). The analytical epidemiology of obsessive–compulsive
disorder: risk factors and correlates. Progress in Neuro-Psychopharmacology and Biological Psychiatry, 32, 1-15. - [10] Hasler, G., LaSalle-Ricci, V. H., Ronquillo, J. G., Crawley, S. A., Cochran, L. W., Kazuba, D., … & Murphy, D. L. (2005). Obsessive–compulsive disorder symptom dimensions show specific relationships to psychiatric comorbidity. Psychiatry research, 135, 121-132.
- [11] Singleton N, Bumpstead R, O’Brien M, Lee A, Meltzer H., 2000. Psychiatric morbidity among adults living in private households, 2000. London: The Stationery Office.
- [12] Veale, D. M., Sahakian, B. J., Owen, A. M., & Marks, I. M., 1996. Specific cognitive deficits in tests sensitive to frontal lobe dysfunction in obsessive–compulsive disorder. Psychological medicine, 26, 1261-1269.)
- [13] de Silva, P., & Marks, M. (1999). The role of traumatic experiences in the genesis of obsessive–compulsive disorder. Behaviour Research and Therapy, 37, 941-951.
- [14] Franklin, M. E., Rynn, M. O. I. R. A., Foa, E. B., & March, J. S., 2003. Treatment of obsessive compulsive disorder. Cognitive therapy with children and adolescents: A casebook for clinical practice, 162-188.
- [15] Watson, H. J., & Rees, C. S., 2008.. Meta‐analysis of randomized, controlled treatment trials for pediatric obsessive‐compulsive disorder. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 49, 489-498
More Articles: