Waarom is OCS diagnosticeren zo belangrijk?

Obsessieve-Compulsieve stoornis feiten: OCS diagnosticeren.

Obsessieve-Compulsieve stoornis feiten: OCS feiten.


Het komt vaak voor bij mensen met obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) dat ze in beslag genomen zijn door schoonmaken, orde, hygiëne en veiligheid. Maar iemand kan natuurlijk ook gewoon netjes, schoon en voorzichtig zijn. Wanneer besluiten professionals of bepaald gedrag OCS is of niet? OCS diagnosticeren is een lastige taak die alleen psychologen, psychiaters en artsen uitvoeren.

Deze professionals houden rekening met verschillende aspecten voordat ze een diagnose kunnen stellen. Zo moet bijvoorbeeld een psycholoog zich bewust zijn van de cultuur waarin iemand is opgegroeid om te kunnen bepalen of bepaald gedrag bij die cultuur hoort of niet. In sommige culturen zijn bepaalde rituelen en is bijgeloof erg normaal en valt het niet onder obsessief-compulsief gedrag, terwijl dit in andere culturen totaal niet voorkomt. Rituelen en bijgeloof zijn ook erg normaal onder (professionele) sporters, maar zijn niet storend voor degene die ze uitvoert. Sterker, sporters geloven dat het hun prestaties bevordert.
 


 
Bij het diagnosticeren van OCS wordt ook rekening gehouden met andere factoren, zoals je hier beneden kunt zien. Iemand kan pas gediagnosticeerd worden met OCS als diegene aan voldoende symptomen lijdt. Dan is het ook van belang om de juiste behandeling te krijgen om de OCS klachten te verminderen.
OCS diagnosticeren houdt ook in dat andere psychische stoornissen uitgesloten worden. Het komt voor dat bepaalde klachten ook voorkomen bij andere stoornissen, zoals bij gegeneraliseerde angststoornis. Deze pagina richt zich op de OCS criteria en geeft daar waar nodig ook uitleg over de symptomen.
 
 
Ga naar:

 

Bij Barends Psychology Practice wordt obsessieve-compulsieve stoornis behandeld (ook online). Ga naar meld je hier aan om een eerste, gratis sessie in te plannen.(Afhankelijk van jouw zorgpolis kan het zijn dat de behandeling vergoed wordt).

 
 

OCS diagnosticeren – de criteria volgens de DSM

Iemand kan last hebben van dwanghandelingen, dwanggedachten of van beide. De criteria voor dwanggedachten zijn:

Dwanggedachten (obsessies)

Iemand heeft last van dwanggedachten (obsessies) als sprake is van de volgende 4 componenten:

  • Terugkerende en aanhoudende gedachten, impulsen of voorstellingen, die veelal als misplaatst en/of opgedrongen beleefd worden. Deze gedachten zorgen voor angst en lijden. Bijvoorbeeld gedachten over het krijgen van een ziekte, ontslagen worden of ongelukken die zorgen voor veel angst.
  • Deze gedachten, impulsen of voorstellingen zijn niet eenvoudig een overdreven bezorgdheid over problemen uit het dagelijks leven. Als je bijvoorbeeld een aantal grove fouten hebt gemaakt op het werk, dan neemt de kans op ontslag toe. Als je een kwaadaardige hersentumor hebt, dan neemt de kans op vroegtijdig overlijden ook toe. Het is dan ook aannemelijk dat mensen hierover piekeren. Bij mensen met OCS, daarentegen, is er geen indicatie om zich ergens zorgen over te maken (vaak omdat de kans heel erg klein is dat iets echt zal gebeuren).
  • Er wordt geprobeerd om deze dwanggedachten te onderdrukken, negeren of neutraliseren door zichzelf te dwingen iets anders te doen of te denken. Bijvoorbeeld wanneer iemand denkt aan het voorkomen van een een verschrikkelijk ongeluk, dat diegene dan 25 naar links en naar rechts kijkt alvorens over te steken.
  • En dat de betrokkene herkent dat deze gedachten voortkomen uit hersenspinsels en niet het product zijn van een daadwerkelijke dreiging. Iemand met OCS moet zich bewust zijn van het feit dat de eigen gedachten onrealistisch zijn en dat het neutraliserende handeling buitenproportioneel is gezien de geringe dreiging.

 
(Advertentie. Scroll naar beneden voor meer informatie.)


 
Voorbeelden van dwanggedachten: ongewenste gedachten over anderen leed berokkenen, bezorgdheid over het niet uitschakelen van elektrische apparatuur, over onhygiënisch of besmet zijn, en indringende seksuele of gewelddadige gedachten die iemand liever niet wilt hebben.
 
Recent onderzoek heeft de pieker-categorieën van mensen met OCS kunnen categoriseren in 5 hoofdgroepen:

  • Dwanggedachten over het verantwoordelijk zijn voor het leed van anderen, of het niet voorkomen ervan; dwangmatig nalopen van dingen (deuren/elektriciteit) en behoefte aan bevestiging.
  • Dwanggedachten over symmetrie; dwangmatig ordenen en het hebben van tel-rituelen.
  • Dwanggedachten over besmetting; dwangmatig wassen en het hebben van schoonmaakrituelen.
  • Weerzinwekkende dwanggedachten over geweld, seks en religie.
  • Dwanggedachten over verzamelen of het bewaren van items; dwangmatig verzamelgedrag.

 
 

Dwanghandelingen

Iemand heeft last van dwanghandelingen als sprake is van de volgende 2 componenten:

  • Psychische activiteiten of zich herhalend gedrag dat iemand moet uitvoeren in reactie op een dwanggedachte of die volgens bepaalde regels precies zo moeten worden uitgevoerd. Voorbeelden van psychische activiteiten zijn: bidden, woorden (zachtjes) herhalen en tellen. Voorbeelden van zich herhalend gedrag zijn: handen wassen, dingen ordenen en dingen (veelvuldig) nalopen.
  • Het doel van deze handelingen of psychische activiteiten is het verminderen of voorkomen van een bepaalde gevreesde gebeurtenis of lijden. NOOT: deze handelingen of psychische activiteiten staan niet op een realistische manier met elkaar in verband (de handeling of psychische activiteit vermindert of voorkomt de gevreesde gebeurtenis niet) of is excessief. Handen wassen helpt je van de bacteriën en vuil af te komen, dus het vermindert gevoelens van ongemak. Maar 10 keer achtereen je handen wassen is overdreven en overbodig. Eerst 3 keer op je linkervoet hinken en vervolgens drie keer op je rechtervoet hinken voorkomt niet een ongeluk 20 minuten later.

 
(Advertentie. Scroll naar beneden voor meer informatie.)


 

Andere OCS criteria die nodig zijn bij het OCS diagnosticeren:

Criterium B: De persoon (h)erkent dat de dwanggedachten en dwanghandelingen zoals hierboven beschreven buitensporig en onrealistisch zijn.
Criterium C: De dwanggedachten en dwanghandelingen zorgen voor erg veel ongemak, zijn tijdrovend (nemen meer dan 1 uur per dag in beslag) of hebben een significante invloed op iemands normale routine, professionele (academische) functioneren of normale sociale activiteiten of relatie.
Criterium D: Als er een andere Axis 1 stoornis (alle psychische stoornissen behalve persoonlijkheidsstoornissen of verstandelijke handicap) aanwezig is en de dwanggedachten en dwanghandelingen niet specifiek daarop gericht zijn (bijvoorbeeld: preoccupatie met eten bij een eetstoornis; haren uittrekken bij Trichotillomanie; preoccupatie met het lichaam in geval van stoornis van lichaamsbeleving; preoccupatie met drugs in geval van middelenafhankelijkheid; preoccupatie met het hebben van een serieuze ziekte in geval van Hypochondrie; in geval van Parafilie een preoccupatie met seksuele behoeften of fantasieën; schuldgevoel in geval van een depressieve stoornis).
Criterium E: De stoornis heeft niet te maken met direct aanwijsbare fysiologische effecten van middelen (medicatiemisbruik of drugsmisbruik) of een algemene medische conditie.