Interessante specifieke fobie feiten.

specifieke fobie feiten

Een fobie is een van de meest voorkomende psychische stoornissen en ontwikkelt zich al op erg jonge leeftijd [1],[4],[5],[6],[7]. Daarnaast zorgt het hebben van een specifieke fobie er ook vaak voor dat andere psychische stoornissen zich ontwikkelen, zoals paniekstoornis, gegeneraliseerde angststoornis en obsessief-compulsieve stoornis [7]. De hierboven genoemde specifieke fobie feiten zijn maar lastig te vinden online. De meeste interessante specifieke fobie feiten staan in wetenschappelijke tijdschriften die vaak lastig en saai zijn om te lezen. Daarom hebben wij deze gemakkelijk te lezen pagina met specifieke fobie feiten geschreven.
Mensen met een specifieke fobie hebben onrealistische en hardnekkige angsten voor een specifiek(e) situatie, dier of voorwerp. Deze angsten zijn overdreven gezien het risico (op gevaar) deze mensen lopen. Vanwege deze angsten vermijden mensen met een specifieke fobie deze situaties, dieren of voorwerpen. In meer serieuze gevallen worden mensen al misselijk of raken ze in paniek bij het zien van een foto of filmpje van hun gevreesde dier, voorwerp of situatie. Met andere woorden: als iemand lijdt aan een spinnenfobie, dan zal diegene direct contact met een spin willen vermijden. In meer serieuze gevallen kan een foto of een filmpje van een spin al voldoende zijn om mensen misselijk te maken of in paniek te laten raken.
 


 
Omdat er meer dan 100 verschillende specifieke fobieën zijn, hebben we ze ingericht in 5 categorieën. Op deze manier is het eenvoudig om naar de feiten te springen die voor jou interessant zijn. Wees je ervan bewust dat sommige plaatjes op deze pagina mensen met extreme fobieën kan triggeren. Hier volgen de 5 categorieën:

(1) Dieren en insecten – spinnenangst, of angst voor honden.
(2) Natuur – hoogtevrees, vrees voor water of angst voor onweer en bliksem.
(3) Situaties – Vliegangst of angst voor afgesloten ruimtes.
(4) Bloed, injecties of verwondingen – angst voor naalden of angst voor bloed.
(5) Andere fobieën – bijvoorbeeld angst voor clowns, angst voor mannen, of angst voor blozen.
 
 

Bij Barends Psychology Practice worden specifieke fobieën behandeld. Meld je hier aan voor een gratis eerste sessie. (Afhankelijk van de zorgverzekeraar kunnen sommige behandelingen vergoed worden).

 
 

Go to:


 
 

Algemene specifieke fobie feiten.

  • Tussen de 12,8 en 15,7% van de mensen in de Verenigde Staten ontwikkelt ooit een specifieke fobie [3],[4],[7].
  • Vrouwen hebben vaker een specifieke fobie vergeleken met mannen; vrouwen: tussen de 10,3 en 26,5% en mannen tussen de 5,5 en 9,9% [1].
  • Bij 21.9% van de specifieke fobieën zijn de klachten ernstig, bij 30% matig en bij 48,1% mild [1].
  • 7,9% van de Nederlandse volwassenen (ongeveer 1,26 miljoen mensen) had ooit een specifieke fobie; in het jaar 2014 waren dat er 527.300 [1],[6].
  • Specifieke fobieën zijn matig overerfbaar, van 0 tot .71 (waarbij bij de bloed-, naald- en verwondingsfobie de kans op genetische overdracht het grootst is) [2]. Dit komt overeen met ander onderzoek waaruit blijkt dat angst via de genen overgegeven kan worden aan kinderen.
  • Omgevingsfactoren, zoals aangeleerde situaties, persoonlijke gebeurtenissen en psychosociale stressfactoren spelen een grotere rol bij de ontwikkeling van specifieke fobieën dan genen [2].
  • De beste behandeling voor specifieke fobieën zijn de exposure behandelingen. Onder exposure behandelingen worden de volgende behandelingen gerekend: EMDR, exposure in vivo (jezelf blootstellen aan de fobische stimulus), imaginaire exposure, systematische desensitisatie, virtual reality behandelingen, toepaste spanning en toegepaste ontspanning. De behandelopties die niet effectief zijn of beduidend minder effectief, zijn: cognitieve therapie en psychoanalyse.

 
 

Specifieke fobie feiten – dieren en insecten.

Spider phobia

Spinnenfobie – Arachnofobie.

 

  • Een insecten- of dierenfobie ontstaat meestal tussen de 8 en 9,2 jaar.*
  • 3,3 tot 7% van de mensen heeft eens in hun leven een insecten- of dierenfobie.*
  • 4,3 tot 12,1% van de vrouwen en 2,7 tot 3,3% van de mannen heeft ooit een insecten- of dierenfobie.*
  • Insecten- of dierenfobie gaat vaak samen met depressie.*
  •  
     

Interessante natuurfobie feiten.

Zicht vanaf de Burj Khalifa, Dubai. Het hoogste gebouw ter wereld.

Acrofobie – Hoogtevrees. Zicht vanaf de Burj Khalifa, Dubai. Het hoogste gebouw ter wereld.

 

  • Een natuurfobie ontstaat meestal bij een leeftijd van 13,6 jaar.*
  • 8,9 tot 11,6% van de mensen heeft ooit een natuurfobie. Voor vrouwen is dit 5,3% en voor mannen 3,2%*
  • Natuurfobieën gaan vaak samen met depressie.*
  • Natuurfobieën gaan bij vrouwen ook vaak samen met angststoornissen.*
  • Hoogtevrees is de meest voorkomende specifieke fobie bij mannen. 3,3 tot 6,3% van de mannen heeft tenminste 1 keer hoogtevrees in hun leven.*
  • Hoogtevrees staat in de top 3 van meest voorkomende specifieke fobieën bij vrouwen met een percentage van 1,6 tot 8,6%.*
     
     

Interessante situationele fobieën.

Specifieke fobie feiten: vliegangst. Foto van helikopter.

Vliegangst – aerofobie. Foto van een helikopter.

 

  • Een situationele fobie ontstaat meestal bij tussen de 13,4 en 21,8 jaar.*
  • 5,2 tot 8,4% van de mensen heeft ooit een situationele fobie.*
  • 6,4 tot 17,6% van de vrouwen en 1,6 tot 8,7% van de mannen heeft ooit een situationele fobie.*
  • Situationele fobieën gaan vaak samen met stemmingstoornissen, zoals depressie en bipolaire stoornis.*
     
    (Advertentie. Scroll naar beneden voor meer informatie.)

     

Interessante bloed- naald- en injectiefobie feiten.

Interessante bloed- naald- en injectiefobie feiten. Foto van een injectienaald

Angst voor naalden – Belonefobie.

 

  • Een bloed- naald- en injectiefobie ontstaat meestal bij een leeftijd van 9,4 jaar.*
  • 3,2 tot 4,5% van de mensen heeft ooit een dergelijke fobie.*
  • 4,4 tot 6,4% van de vrouwen en 1,8 tot 3,9% van de mannen heeft ooit een bloed- naald- en injectiefobie gehad.*
  • Mensen met een bloed- naald- en injectiefobie hebben vaak ook paniekaanvallen en agorafobie.*
  • Mensen met een bloed- naald- en injectiefobie misbruiken vaak cannabis en marihuana.
  • Mensen met bloed- naald- en injectiefobie hebben vaak last van winterdepressies en obsessief compulsieve stoornissen.*
  • 2,4 tot 3,7% van de mensen heeft ooit een tandartsfobie.*
  • Tandartsfobie wordt vaker dan andere fobieën geassocieerd met slaapstoornissen, vermijden van bepaald voedsel, verminderde vitaliteit, negatieve fysiologische gevolgen, en beperkte sociale relaties.*


Literature

  • [1] LeBeau, R. T., Glenn, D., Liao, B., Wittchen, H. U., Beesdo‐Baum, K., Ollendick, T., & Craske, M. G. (2010). Specific phobia: a review of DSM‐IV specific phobia and preliminary recommendations for DSM‐V. Depression and Anxiety, 27, 148-167.
  • [2] Van Houtem, C. M. H. H., Laine, M. L., Boomsma, D. I., Ligthart, L., Van Wijk, A. J., & De Jongh, A. (2013). A review and meta-analysis of the heritability of specific phobia subtypes and corresponding fears. Journal of Anxiety Disorders, 27, 379-388.
  • [3] Becker, E. S., Rinck, M., Türke, V., Kause, P., Goodwin, R., Neumer, S., & Margraf, J. (2007). Epidemiology of specific phobia subtypes: findings from the Dresden Mental Health Study. European Psychiatry, 22, 69-74.
  • [4] Kessler, R. C., Petukhova, M., Sampson, N. A., Zaslavsky, A. M., & Wittchen, H. U. (2012). Twelve‐month and lifetime prevalence and lifetime morbid risk of anxiety and mood disorders in the United States. International journal of methods in psychiatric research, 21, 169-184.
  • [5] Eaton, N. R., Keyes, K. M., Krueger, R. F., Balsis, S., Skodol, A. E., Markon, K. E., … & Hasin, D. S. (2012). An invariant dimensional liability model of gender differences in mental disorder prevalence: evidence from a national sample. Journal of abnormal psychology, 121, 282.
  • [6] de Graaf, R., Ten Have, M., van Gool, C., & van Dorsselaer, S. (2012). Prevalence of mental disorders and trends from 1996 to 2009. Results from the Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2. Social psychiatry and psychiatric epidemiology, 47, 203-213.
  • [7] Lieb, R., Miché, M., Gloster, A. T., Beesdo‐Baum, K., Meyer, A. H., & Wittchen, H. U. (2016). Impact of specific phobia on the risk of onset of mental disorders: A 10‐year prospective‐longitudinal community study of adolescents and young adults. Depression and anxiety, 33, 667-675.
  • [8] Wolitzky-Taylor, K. B., Horowitz, J. D., Powers, M. B., & Telch, M. J. (2008). Psychological approaches in the treatment of specific phobias: A meta-analysis. Clinical psychology review, 28, 1021-1037.