Wat veroorzaakt een gegeneraliseerde angststoornis (GAS)?

Gegeneraliseerde angststoornis oorzaken - feiten

Gegeneraliseerde angststoornis feiten


Het is lastig om te bepalen welke van de gegeneraliseerde angststoornis oorzaken het meeste bijdragen aan de ontwikkeling van GAS, omdat de meeste oorzaken getriggerd moeten worden door een gebeurtenis, en omdat de oorzaken elkaar onderling ook beïnvloeden. Daarom heb ik ervoor gekozen om de belangrijkste gegeneraliseerde angststoornis oorzaken hier te beschrijven en uit te leggen hoe ze bijdragen aan de ontwikkeling van GAS bij mensen. Op deze pagina vind je ook informatie over de belangrijkste risicofactoren die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een gegeneraliseerde angststoornis. De literatuur die gebruikt is voor deze pagina vind je onderaan.
 

 
 

Bij Barends Psychology Practice wordt gegeneraliseerde angststoornis behandeld. Meld je hier aan om een eerste, gratis, eerste sessie te plannen. (Afhankelijk van jouw zorgverzekering kan het zijn dat de behandeling wordt vergoed).

 
 

Gegeneraliseerde angststoornis oorzaken – erfelijkheid.

De erfelijke overdraagbaarheid van gegeneraliseerde angststoornis (GAS) is matig [1],[2]. Dat houdt in datje een groter risico hebt om GAS te krijgen als je een eerstegraads familielid hebt met GAS, vergeleken met iemand die geen eerstelijns familielid met GAS heeft. Een eerstegraads familielid is een vader, moeder, broer of zus. Een vader, moeder, zus of broer hebben met een gegeneraliseerde angststoornis wil niet zeggen dat jij ook GAS krijgt. Er is een verhoogde kans, maar dat is het dan ook. Er zijn andere gegeneraliseerde angststoornis oorzaken die ook bijdragen aan de ontwikkeling van GAS.
 
 

Gegeneraliseerde angststoornis oorzaken – omgeving.

Er is sterk bewijs dat individu-specifieke omgevingsinvloeden (omgevingsinvloeden die tweelingen niet met elkaar delen, zoals verschillende hobby’s) een grote invloed hebben op de ontwikkeling van gegeneraliseerde angststoornis (GAS). Maar er is geen bewijs voor de invloed van gemeenschappelijke omgevingsinvloeden (omgevingsinvloeden die tweelingen wel met elkaar delen, zoals opvoeding) op de ontwikkeling van GAS [1]. Dit houdt in dat omgevingsinvloeden bij kunnen dragen aan de ontwikkeling van een gegeneraliseerde angststoornis, maar dat binnen een gezin het ene kind niet eerder GAS krijgt als het andere kind als puur gekeken wordt naar de invloed van de gemeenschappelijke factoren.
 
 

Gegeneraliseerde angststoornis oorzaken – opvoeding.

De opvoeding heeft een significante invloed op de manier waarop kinderen zich ontwikkelen. Kinderen kopiëren, imiteren en observeren hun ouders de hele tijd. Wanneer een ouder dus veel piekert over verscheidene dingen, dan is het waarschijnlijk dat het kind deze manier van omgaan met onzekerheden overneemt. En zoals je hebt kunnen lezen op de pagina gegeneraliseerde angststoornis, zorgt overmatig en oncontroleerbaar piekeren over verscheidene dingen ervoor dat iemand angstig wordt als diegene niet piekert. Met andere woorden: het piekeren wordt een tweede natuur.
Interessant is dat GAS vaker voorkomt bij mensen van 45 jaar en ouder (6,9%), vergeleken met jongere mensen (leeftijdsgroep 15-24 = 2,0%), hetgeen suggereert dat er ook nog andere factoren een rol spelen bij de ontwikkeling van GAS. Denk hierbij aan stress op het werk, thuis en wellicht zorgen over de fysieke gezondheid.
 
(Advertentie. Scroll naar beneden voor meer informatie.)


 

Gegeneraliseerde angststoornis oorzaken – stress.

Zowel mannen als vrouwen die te maken hebben met psychisch zware taken op het werk hebben twee keer zoveel kans op het ontwikkelen van GAS dan mensen die te maken hebben met psychische minder zware taken op het werk. Voor mannen die te maken hebben met meerdere stressfactoren op het werk ligt deze kans zelfs veel hoger [3]. Psychische zware taken op het werk voor persoon A kan persoon B als veel minder zwaar ervaren. Met andere woorden: je kunt moeilijk spreken van een stressvolle baan of niet. Wel kun je zeggen dat mensen die niet de juiste coping-vaardigheden hebben en niet de tijd hebben om met een stressvolle baan om te gaan een grotere kans hebben om GAS te ontwikkelen. Het goede nieuws is dat coping-vaardigheden aangeleerd kunnen worden.
 
 

Gegeneraliseerde angststoornis oorzaken – persoonlijkheid.

Mensen met een neurotisch/negatief ingestelde persoonlijkheid lopen meer risico om GAS te ontwikkelen dan mensen met een extraverte/positief ingestelde persoonlijkheid [6]. Mensen met een neurotisch/negatief ingestelde persoonlijkheid reageren negatiever op situaties, onzekerheden en onduidelijkheden, en dat maakt het gemakkelijker voor een angststoornis (zoals GAS) om zich te ontwikkelen. Deze mensen richten zich voornamelijk op de risico’s en doemscenario’s, terwijl extraverte persoonlijkheden de risico’s en doemscenario’s negeren of onderschatten. The extraverte persoonlijkheden zijn daarom over het algemeen minder angstig aangelegd en maken zich minder vaak (buitensporig veel) zorgen vergeleken met de negatief ingestelde persoonlijkheden.
 
 

Gegeneraliseerde angststoornis risicofactoren.

Er zijn redelijk wat gegeneraliseerde angststoornis risicofactoren:
 

  • Een vrouw zijn. Vrouwen hebben vaker een gegeneraliseerde angststoornis dan mannen (2 staat tot 1).
  • De leeftijdsgroep 45-64 jaar. Mensen van tussen de 45-64 jaar oud hebben vaker dan jongere mensen GAS.
  • Jonge mannen. Jongvolwassen mannen hebben vaker GAS dan oudere mannen.
  • Oudere vrouwen. Oudere vrouwen hebben vaker GAS dan jongere vrouwen.
  •  

  • Bipolaire stoornis (8,8%) en Dysthyme stoornis (7,1%). Mensen met deze stemmingsstoornissen lopen meer risico op het ontwikkelen van GAS dan mensen met andere stemmingsstoornissen (5,7% of minder).
  • Paniek stoornis met Agorafobie (13,3%) en sociale fobie (8,4%). Mensen met deze angststoornissen hebben vaker GAS dan mensen met andere angststoornissen (7,3% of minder).
  • Weduw(es/naars) of gescheiden mensen (6,8%) hebben vaker GAS dan getrouwde/samenwonende mensen (3,7%) en nooit getrouwde mensen (3,3%).
  • Mensen met een medische conditie hebben vaker GAS dan mensen die gezond zijn, waarschijnlijk omdat de mensen met een medische conditie zich zorgen maken over hun gezondheid.
  •  
    (Advertentie. Scroll naar beneden voor meer informatie.)


     

  • Weinig sociale steun hebben zorgt voor een grotere kans op het ontwikkelen van GAS.
  • Mensen die jeugdtrauma’s hebben meegemaakt hebben meer kans op het ontwikkelen van GAS dan mensen zonder jeugdtrauma’s.
  • Mensen behorende tot de arme minderheden hebben meer kans op GAS. Dit komt waarschijnlijk door integratieproblemen, cultuurverschillen, stress op gebied van werk (vinden), minderwaardige gevoelens en een gebrek aan sociale steun.
  • Het ervaren van stressvolle ingrijpende gebeurtenissen, zoals het verlies van een dierbare, kan de ontwikkeling van GAS versnellen.
  •  
     

    Literatuur

  • [1] Hettema, J. M., Prescott, C. A., Myers, J. M., Neale, M. C., & Kendler, K. S., 2005. The structure of genetic and environmental risk factors for anxiety disorders in men and women. Arch Gen Psychiatry, 62, 182-189.
  • [2] Hettema, J. M., Neale, M. C., & Kendler, K. S., 2001. A review and meta-analysis of the genetic epidemiology
    of anxiety disorders. Am J Psychiatry, 158, 1568-1578.
  • [3] Melchior, M., Caspi, A., Milne, B. J., Danese, A., Poulton, R., & Moffitt, T. E., 2007. Work stress precipitates depression and anxiety in young, working women and men. Psychol Med, 37, 1119-1129.
  • [4] Roy, M-A., Neale, M. C., Pedersen, N. L., Mathé, A. A., & Kendler, K. S., 1995. A twin study of generalized anxiety disorder and major depression. Psychological Medicine, 25, 1037-1049.
  • [5] Wittchen, H. U., and Hoyer, J., 2001. Generalized anxiety disorder: nature and course. J Clin Psychiatry, 62, 15-21.
  • [6] Watson D., Gamez, W., & Simms, L. J., 2005. Basic dimensions of temperament and their
    relation to anxiety and depression: A symptom-based perspective. Journal of Research in Personality, 39, 46-66.
  • [7] Grant B. F., et al., 2005. Prevalence, correlates, co-morbidity, and comparative disability of DSM-IV generalized anxiety disorder in the USA: results from the National Epidemiologic Survey on Alcohol and Related Conditions. Psychological Medicine, 35, 1747-1759.
  •